-
1 Staat
〈m.; Staat(e)s, Staaten〉♦voorbeelden:1 von Staats wegen • van staats-, rijkswege, (van de kant) van de overheid4 in vollem Staat • in gala, in vol ornaatsich in Staat werfen • galakleren aantrekkenmit etwas Staat machen • pronken met, indruk maken met iets -
2 viel Staat machen
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский